Een dag uit het leven van een mantelzorger

‘Enthousiast begroet ik mijn broer en zeg: ‘van harte gefeliciteerd met je vijftigste verjaardag’, en zoen hem drie keer. Er wordt over en weer gegrapt van ‘dankbaar en blij’ enzovoorts.

Het is mooi weer en de barbecue brandt best. Het vlees en de salades zien er appetijtelijk uit, ik heb inmiddels trek gekregen. Fijn, mijn broer is vijftig. De wilde haren voorbij, de kinderen groot, geen prestatiedrang meer: maar nog fit genoeg om zonder rollator midden in het leven te staan. Heel even glippen mijn gedachten naar huis. We hebben immers gevraagd of de wijkzuster zijn eten warm wil maken in de magnetron, dus niks om je druk over te maken.

We genieten en maken lol tijdens de barbecue. Mijn man en ik zijn ontspannen. Ondanks het feit dat we zorg bieden, en ondanks het gegeven dat we nauwelijks toekomen aan elkaar, zijn we toch in staat om uit de band te springen: even iets anders, en even mensen van onze leeftijd.

Dan schrik ik toch weer als de mobiel van mijn man overgaat. ‘Hoe gaat het nu dan? Moeten we komen? Heeft hij pijn? Oké….. Als we alsnog moeten komen dan springen we in de auto.’ Hij legt zijn mobiel neer en zucht. We kijken elkaar aan en ik wil eigenlijk vloeken. Aangezien ik netjes opgevoed ben doe ik dat niet. Mijn man vertelt dat zijn schoonvader gevallen is, maar vier mensen uit de straat hebben hem weer in de stoel gezet. Gut. Nou, opgelost, toch? Voor het eerst heeft mijn man gezegd dat hij niet naar huis komt maar dat hij later die avond wel polshoogte zal nemen. Het is een keertje klaar. De rek is er wel degelijk uit.

Tja. Logisch toch? Zo gaat dat. Het is wel een mazzeltje dat mijn man thuis is om te zorgen, en dat ik een leuke baan heb! Het is fijn om naar mijn werk te gaan. Het is de enige plek waar het op dit moment stabiel is, en waar ik naast mijn werkzaamheden collega’s heb, die mijn verhaal altijd aan willen horen.

Zondagochtend, half acht. De zuster van de thuiszorg staat aan de deur. Ze roept naar binnen: ‘ik heb de huisartsenpost gebeld, want meneer heeft wel erge pijn aan zijn arm. Kunnen jullie komen, want ik moet door naar de volgende cliënt’. Ja hoor. Zo gaat dat. Gut wat een pijn. De dienstdoende arts kan niets vinden. Ook de arts die later in de week komt vermoedt enkel wat spierpijn van de val.

Na drie maanden fysiotherapie wordt de arm blauw. ‘Zullen we eens foto’s laten maken?’, zegt de huisarts: na een lange dag in het ziekenhuis blijkt de arm uit de kom. Al drie maanden. Nu is het wachten op de fysiotherapeut. Nieuwe oefeningen. En wij doen ondertussen niks. Nou ja, we koken elke dag het eten en snijden zijn vlees. We wassen elke dag zijn kleren en beddengoed. We doen de boodschappen en bestellen medicijnen. We sluiten zijn deur af en komen zelf nergens meer. Gut, wie is toch die man van mij, die vaker buurman is?

De schoonvader van mijn man kan niet lopen en niet praten, hij heeft slikproblemen en hij hoest de hele dag. Ik hoor het door de muren heen. De mensen in de straat zeggen: ‘dat is eigenlijk geen man meer voor thuis!’. Nee, hij is eigenlijk een wegwerpbejaarde geworden. De beste stuurlui staan nog steeds aan wal. En niemand zit op hem te wachten.

Laatst deden we iets geks! Bij wijze van doldwaas idee kochten we ineens een camper. Om ‘weg te kunnen van alles’, en om elkaar opnieuw te leren kennen. We zijn nu ruim drie jaar getrouwd, en nu pas gaan we heel, heel soms samen een dagje weg. We zitten dan wezenloos naast elkaar, op een nieuwe campingstoel, met een kop thee. Op deze manier zijn de dagen veel langer. We hebben tijd om broodjes warm te maken in een oventje. We hebben tijd om een sinaasappel uit te persen en de krant te lezen. We hebben tijd om foto’s te maken, van paddenstoelen en landschapjes. We hebben tijd om elkaar te spreken of juist te zwijgen. En dat doen we dan ook. Maar eigenlijk, heel stiekem, voelen we ons schuldig. Want wij zitten hier en hij zit daar.’

Dit berichtje schreef ik in de zomer van 2015. Mijn man is nog steeds mantelzorger van zijn schoonvader, de vader van zijn eerste vrouw. Schoonvader is inmiddels 80 jaar, en zijn dochter overleed in 2005. Mijn man is automatisch mantelzorger geworden, omdat hij als enige overbleef om voor hem te zorgen. Inmiddels zijn we twee jaar verder, en zo langzamerhand is er het één en ander veranderd. De zorgmomenten zijn toegenomen en er komt meer huishoudelijke hulp. Tafeltje-dekje brengt eten, en we kunnen de boodschappen laten bezorgen. Mijn man heeft een groot deel van zijn leven terug, zonder daarmee zijn schoonvader tekort te doen. We gaan regelmatig weg met de camper en het leven is een stuk makkelijker geworden. En ik heb mijn man terug!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb