Acht overjarige yuppies betreden het strijdtoneel, oftewel, het campingveldje. In hun kielzog Gaastra-kids, met opstaande kraagjes en iets te lange haren waardoor je nimmer de ogen van die kinderen zult zien.
Kekke campers, gifgroen en vrolijke bloemen worden gezamenlijk bewonderd. Knalroze, rieten stoeltjes, schapenvachtjes en roze lampions worden uit de caravan tevoorschijn getoverd.
Sommige ouders lijken me nu al half oververmoeid, andere ouders stuiteren over het gras en het is net of ze stijf staan van de Prozac.
De kinderen hebben fietsen mee (waar laten ze al die spullen) maar zitten al snel met hun tablet in de kekke stoeltjes.
Vader, die de eerste dag al compleet overspannen oogt, wordt na de uitgebreide lunch naar de afwasruimte gestuurd met een bak vol afwas, terwijl de vrouwen elkaars interieur bewonderen: ‘Ja, dat ribfluweel is wel heel mooi hoor, maar ik ben bang dat het snel slijt. Ik denk dat ik van dat groene skai kies, wat vind jij? ‘
Een andere dame reageert vertwijfeld: ‘Tja. Op zich leuk, maar als het warm is, plakt het zo aan je benen…’
Het weer betrekt en de kinderen hebben ‘niets te doen’. ‘We gaan zo naar het zwembad, papa en mama willen eerst even koffie hoor!’
De overslaande stem van moeder verraadt een opkomende huilbui, en dat is altijd nog beter dan de fikse onweersbui die voorspeld is tijdens deze zwoele voorjaarsdag. Sommige caravans vertonen lekkage, dus de lichtgewicht pannetjes komen goed van pas. Het tikkende geluid van de druppels die vallen op het aluminium klinkt haast komisch.
‘Ja maar mam, is het zwembad ver rijden?’ Het drammerige is te horen in zijn stem, en de knaap van een jaar of tien weet totaal niet wat hij aan moet met de huidige situatie. Niet veel later vertrekt een groot deel van het gezelschap naar een overdekt zwembad, zo’n vijftien kilometer verderop. De opstaande kraagjes hebben niet in de gaten dat een camping bedoeld is om jezelf te vermaken met slechts buitenlucht en wat er toevallig te vinden is op het erf of in de kantine. Boeken, een zandbak, een schommel of konijnen. Andere kinderen, verstoppertje, of voetbal.
Niets van dat alles wordt uitgebuit. Nee, dan het zwembad verderop, dát is leuk! Als ze ’s avonds vanaf de parkeerplaats teruglopen naar hun kekke caravan hoor ik de natte koppies mopperen: ‘Er was niet eens een duikplank of een glijbaan!’
De gezichten staan op onweer, en terwijl het gras opdroogt na de fikse buien strijkt het gezelschap neer temidden van het veld. De radio gaat aan en de wijn komt op tafel. Ouders maken er het beste van, en het vlees op de barbecue knispert geduldig. Het wordt een latertje. De kinderen zijn op de stoeltjes in slaap gevallen en door vader naar de caravan gedragen.
De moeders kirren dat het een lieve lust is, en nu het weekend bijna voorbij is, moeten alle restjes op. Tegen elf uur schalt de muziek nog een paar decibellen luider over de vlakte. Ach ja, als je maar lol hebt.
Dat er andere mensen op een andere manier genieten van de camping wordt niet waargenomen. Het grandioze idee van één der yuppies om te camperen is ongetwijfeld niet voor herhaling vatbaar. De volgende dag rijden de beeldige sleurhutten één voor één van het terrein af, luid toeterend, en onder hard gejoel: ‘Doeeeeiii, doeiiii! Tot gauw!!!’
De rust keert weer. Eindelijk kan de vogelaar weer luisteren naar de merel en de tjiftjaf. De stilte voelt als een weldadige deken, en de bomen halen opgelucht adem.
Nog geen week later staan er gebloemde caravans op Marktplaats.
‘Caravan, vrolijk gebloemd. Nauwelijks gebruikt, zo goed als nieuw, uit 1976. Doe een goed bod en hij is van u’.
Reactie plaatsen
Reacties