Ik ben een sukkel in het veld

‘Ik ben een sukkel in het veld’, dat zijn de woorden van Hans Dorresteijn. Het liefste schaar ik mij achter hem in de rij, als het gaat om onkunde of kennis over vogels. Daar voel ik mij veiliger dan bij de ornithologe wijsneuzen die mij de loef afsteken als het gaat om het naadje, de kous en wat dies meer zij.

Hans was te zien tijdens een lezing bij de vogelwachtvereniging waar ik lid van ben, al weer een jaar of wat geleden. Hij vertelde over de mij zo bekende hobby, het vogelen in het veld. Ook zag ik hem als Baardman, tezamen met Nico, op de heide, de paden in, de lanen op: er was altijd wel wat te beleven. En soms ook helemaal niks, met alle gevolgen van dien: de toch al sombere man had volop redenen om te mopperen. Wat hem niet misstaat overigens. Ik hou van die sikkeneurige houding. Hij is lekker zichzelf gebleven, een no-nonsens man.

Vandaag dacht ik nog eens na over de hobby. Inmiddels verdiep ik me zo’n twintig jaar in alles wat vleugels heeft, en dan gaat het niet over vliegtuigen of piano’s. Het maakt me telkens weer blij, op een onverklaarbare, vreemde manier. Waarom blijft het zo boeien? Omdat er telkens iets te leren overblijft! En niet altijd ten koste van, nee, soms ook op een stoeltje, op een grasveld, met mijn ogen dicht: zo hoorde ik vandaag iets fluiten in het bos, en ik had het willen weten! Welke vogel ben jij? Ik heb jouw fluitje nog nooit gehoord! Ik had het geluid op kunnen nemen, ik had kunnen zoeken in een app, ik had iemand kunnen bellen, maar ik heb het allemaal niet gedaan. Omdat ik niet altijd alles hoef te weten. En ik hoef het ook niet allemaal te onthouden.

Soms wil ik graag een mooi plaatje schieten, en kan jaloers zijn op die baardmannen in de hut, met een toeter van een halve meter op hun Canon. Als ze dan ontdekken dat je er als vrouw ook ietsjes van af weet, komen ze van alles laten zien. De blauwborst, de baardman, de roerdomp en de zeearend! Ga weg daarmee! Het maakt me vals, zo vals als een heks, want ik wil dat ook!

Maar waarom? Waarom zo competitief? Ik heb geen flauw idee. Als ik dan uiteindelijk na de testosteron waar je bijna tegen aan kunt leunen, het geklik en geschiet weer alleen in de hut zit, en enkel nog deel uitmaak van de natuur, met de muggen en de zwaluwen, dan keert de rust weer: ik kan dan nog uren genieten van de rust, met slechts het geluid of de kalmte van de vogels. De roerdomp die onverstoorbaar verder hoempt, de koolmees die opnieuw tekeer gaat als ik langsloop, de koe die blijft grazen als ik hem honderdachtenveertig keer gefotografeerd heb, de schapen die blijven blaten en de kip die scharrelt over de camping: dan sla ik opnieuw aan het mijmeren. Mijn levensgeluk hangt niet af van de mooiste foto en de leukste reactie: de kip legt zijn ei ook wel zonder mij en de mus zoekt zijn huisje zonder kosten koper. De groene specht blijft mij uitlachen en de wielewaal blijft voor altijd mijn schaamsoort. Nog nooit gezien en de kans is aanzienlijk dat dat altijd zo blijven zal. Ik zag ooit de vuurgoudhaan, ik hoorde dit weekend de koekoek onafgebroken, de zeearend is mij niet vreemd, en toch blijft er te wensen over, en weet je waarom? Omdat de natuur zo immens is, zo allemachtig oneindig en vol van intensiteit: er komt werkelijk geen einde aan.

En ik prijs mij gelukkig dat ik het opgemerkt heb want het brengt me ongelooflijk veel vreugde. Ik realiseer me dat het verschrikkelijk cliché klinkt maar het is wat het is. Ik kan het gevoel niet overdragen, ik kan een ander niet verleiden dit ook zo mooi te vinden. Maar ik kan er wel over schrijven.

Bij deze.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb