Dit verhaal bevat een passage uit het boek van Thich Nhat Hanh. Het boek heet ‘Iedere stap is Vrede’ en deze schrijver leefde in Frankrijk als Boeddhistische monnik.
Dit onderstaand hoofdstuk is letterlijk overgenomen uit dit boek en ik vind dit zo mooi! We zijn nooit alleen slachtoffer, we zijn ook dader! Er zijn ons zaken overkomen, maar ook wij hebben een andere kant. Zonder veroordelend te zijn naar onszelf, wil ik jullie dit meegeven. Wat je ook deed, en waar je ook voor weg wilt kruipen, we zijn allemaal gelijk en je bent niet alleen.
Onderstaand verhaal is letterlijk overgenomen:
Noem me bij mijn ware namen
In Plum Village in Frankrijk, waar ik woon, ontvangen we elke week honderden brieven uit de vluchtelingenkampen in Singapore, Maleisië, Indonesië, Thailand en de Filippijnen. Het is schrijnend om die brieven te lezen, maar we moeten het wel doen, we moeten in contact blijven met wat daar gebeurt. We doen ons best om te helpen, maar het leed is zo groot dat we soms ontmoedigd raken. Men zegt dat de helft van de bootvluchtelingen op zee omkomt. Slechts de helft bereikt de kusten van Zuidoost-Azië, en vaak zijn ze zelfs dan nog niet veilig. Veel jonge meisjes – bootvluchtelingen – worden door zeerovers verkracht. Ondanks het feit dat de Verenigde Naties en vele landen de Thaise regering proberen te helpen een eind te maken aan deze zeeroverij, blijft het leed dat de bootvluchtelingen van de zeerovers ondervinden, doorgaan. Op een dag ontvingen we een brief waarin stond dat een meisje van twaalf – een bootvluchteling – dat door een Thaise piraat verkracht was, overboord was gesprongen om zich te verdrinken.
Als je zoiets hoort, word je in eerste instantie woedend op die piraat. Natuurlijk kies je de kant van het meisje. Maar als je wat dieper kijkt, zal je het anders gaan zien. Als je de kant van het meisje kiest is de zaak eenvoudig. Je hoeft alleen maar een geweer te pakken en de piraat dood te schieten. Maar zo simpel is het niet. In mijn meditatie zag ik dat ik waarschijnlijk ook een zeerover zou zijn geworden als ik in het dorp van de piraat was geboren en onder dezelfde omstandig-heden was opgegroeid. Ik zag ook dat er voortdurend baby’s langs de kust van de Golf van Siam worden geboren, honderden per dag, en dat als wij als pedagogen, maatschappelijk werkers, politici en anderen niets aan de huidige situatie veranderen, een aantal van hen over vijfentwintig jaar piraat zal zijn. Dat lijdt geen twijfel. Als jij of ik vandaag in één van die vissersdorpjes geboren zou worden, is de kans groot dat wij over vijfentwintig jaar piraat zijn. Als je een geweer pakt en de piraat doodschiet, schiet je ons allemaal dood, want we zijn allemaal tot op zekere hoogte verantwoordelijk voor deze toestanden.
Na een lange meditatie schreef ik het volgende gedicht. Er komen drie mensen in voor: het twaalfjarige meisje, de zeerover en ik. Kunnen we elkaar aankijken en onszelf in elkaar herkennen? De titel van het gedicht luidt: ‘Noem me alsjeblieft bij mijn ware namen’, want ik heb zoveel namen. Wanneer ik een van deze namen hoor moet ik ‘Ja’ zeggen.
Zeg niet dat ik morgen zal vertrekken,
want vandaag zelfs kom ik voortdurend aan.
Kijk goed: ik arriveer elke seconde
als een knop aan een lentetak,
als een jong vogeltje met tere vleugels,
dat leert zingen in zijn nieuwe nest,
als een rups in het hart van een bloem,
als een juweel verborgen in een steen.
Ik blijf komen om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het kloppen van mijn hart is de geboorte en de
dood van al wat leeft.
Ik ben het eendagsvliegje dat zich vlak boven de rivier ontpopt
en ik ben de vogel die, als de lente komt, bijtijds arriveert
om het vliegje op te eten.
Ik ben de kikker die vrolijk rondzwemt in het heldere water van
de vijver en ik ben de ringslang die onhoorbaar nadert en zich
met de kikker voedt.
Ik ben het kind in Oeganda, vel over been,
mijn benen zo dun als bamboestokjes
en ik ben de wapenhandelaar
die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt.
Ik ben het twaalfjarige meisje,
vluchteling op een klein bootje,
dat overboord springt,
na verkracht te zijn door een zeerover.
En ik ben de zeerover, mijn hart nog niet in staat tot liefde
en begrip.
Ik ben een lid van het Politbureau,
met onbeperkte macht in mijn handen.
En ik ben de man die, langzaam stervend in een heropvoedings-
kamp, zijn ‘bloedschuld’ aan zijn volk moet betalen.
Mijn vreugde is als de lente, zo warm
dat zij bloemen doet bloeien langs alle paden van het leven.
Mijn pijn is als een rivier van tranen, zo vol
dat zij de vier oceanen vult.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen
zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,
zodat ik kan zien dat mijn vreugde en pijn één zijn.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan blijven,
de deur van mededogen.
Reactie plaatsen
Reacties